Leesvragen en kadervraag week 4
12:39
L.Ligeon
,
0 Comments
Goldstein, J. Violent Video Games. Hoofdstuk 22, pp. 341-357.
Goldstein is in dit stuk kritisch over de manier waarop empirisch onderzoek geweld in games onderzoekt. Hierin besteed hij vooral aandacht aan de manier waarop die onderzoeken een causaal verband proberen te vinden tussen het spelen van gewelddadige games en geweld in het echt. Mijns inziens moet hiervoor, het spelen van een game geassocieerd worden met de werkelijkheid. En volgens het onderzoek van Holm Sorensen & Jessen (2000) kunnen zelfs 5-jarigen hier onderscheid in maken (pp. 345). Het zoeken naar een causaal verband tussen het spelen van gewelddadige games en gewelddadig gedrag houdt weinig tot geen rekening met het spelen van een game in sociaal en culturele zin op zich. Zou een meer interpretatieve onderzoeksmethode of onderzoek naar de beleving van een gewelddadige game niet meer resultaten opleveren?
Griffiths, M. & Davies, M. Does Video Game Addiction exist? Hoofdstuk 23, pp. 359-369.
Griffiths gaat aan de hand van reeds verrichte onderzoeken na of er wel zoiets bestaat als 'game verslaving'. Het belangrijkste punt dat hij maakt is dat geen van deze onderzoeken uitsluitend laat zien dat game verslaving bestaat (pp. 364). Ze laten hoogstens zien dat game verslaving het meest voorkomt bij een significante minderheid van individuen. Naar mijn mening proberen deze onderzoeken te snel antwoord te geven op deze vraag, waardoor er snel generalisaties worden gemaakt. Zo wordt bijvoorbeeld een game vergeleken met drugs of een gok-automaat als het gaat om verslaving. Naar mijn mening is het fenomeen gamen veel te breed om begrippen uit andere studies zo eenduidig in te zetten. 'Game verslaving' zou eerst duidelijker gespecificeerd moeten worden. Griffiths geeft ook al aan dat het van belang is om een taxonomie te maken van games en consoles en die als variabele te gebruiken. Mijn vraag is dan: In hoeverre heeft het doel van het spel invloed op de 'game verslaving'?
Kadervraag:
In beide teksten wordt duidelijk gemaakt dat de resultaten van het onderzoeken van de negatieve effecten van games verslechterd wordt door de gehanteerde methodologie. In de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan naar deze mogelijke negatieve effecten van games is er weinig rekening gehouden met gamen in een breder context. De empirische methode bewijst onvoldoende te zijn. Moet er voor het bestuderen van de mogelijke effecten van games geen combinatie worden gemaakt tussen de empirische methode en een meer kwalitatieve en interpretatieve methode?
0 Response to "Leesvragen en kadervraag week 4"
Een reactie posten