Leesvragen en kadervraag week 5


Neitzel, B. Narrativity in Computer Games. Hoofdstuk 15, pp. 227-245

In dit artikel wordt narrativiteit in computer games besproken door Neitzel. Er wordt aangegeven dat narratologie wel gebruikt kan worden om computer games te bestuderen, maar dat door het vervagen van de grenzen tussen verhaal, verhaallijn en discours, stuit narrativiteit op haar grenzen. De verhouding tussen de drie verschilt per spel of per spel soort. Zou er dan niet eerst een taxonomie van de verschillende soorten vormen van narrativiteit in computer games moeten komen, voordat we narratologie kunnen gebruiken om computer games te bestuderen?

Jenkins. H. (2002). Game Design as Narrative Architecture. In: Harrington, P & N. Frup-Waldrop (eds.). First Person. Cambridge: The MIT Press.

Henry Jenkins bespreekt in dit stuk het belang van ruimte waarbinnen een zich verhaal afspeelt. In dit stuk wordt er ook een vergelijking gemaakt tussen het ontwerpen van een pretpark en het ontwerpen van een spel. “The most significant difference is that amusement park designers count on visitors keeping their hands and arms in the car at all times and thus have a greater control in shaping our total experience, whereas game designers have to develop worlds where we can touch, grab, and fling things about at will.” Wat hier wordt beweerd is wel waar, maar ook tegelijkertijd logisch. Game designers hebben inderdaad minder macht in het vormen van de speler's ervaring, maar formuleren ook regels die invloed hebben op de ervaring van de spelers. Heeft het verschil dat hier wordt benadrukt niet te maken met het verschil in materialiteit in een virtuele wereld en in de echte wereld?

Aarseth. E. (2000). Allergories of Space: The Question of Spatialityin Computer Games. In:
Cybertext Yearbook 2000.Pp. 152-171 

In dit stuk spreekt Aarseth over actual space en virtual space. Hij beweert dat het belangrijk is om games vanuit een ruimtelijk perspectief te bestuderen. Games geven ruimte op een steeds realistischer wijze weer, maar zijn tegelijkertijd afhankelijk van de werkelijke ruimte. Is het dan zo dat bij het bestuderen van games, de werkelijke ruimte net zo belangrijk is als de virtuele ruimte?

Kadervraag:

Het thema rond de teksten van deze week betreft ruimte en narrativiteit in games. Na de teksten gelezen te hebben vind ik dat narrativiteit in vrijwel alle media een belangrijk aspect is. Is het niet zo dat er bij computer games geen gefixeerde narratief bestaat, maar dat het een proces is dat wordt voortgezet door game designers en de spelers (als actie voerder en observators)?

0 Response to "Leesvragen en kadervraag week 5"

Een reactie posten

powered by Blogger | WordPress by Newwpthemes | Converted by BloggerTheme